Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE6096

Datum uitspraak2002-07-03
Datum gepubliceerd2002-08-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00600
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 01/00600 3 juli 2002 CJIB 37919670 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Amsterdam van 8 augustus 2001 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van f 180,-- (€81,68 euro) opgelegd ter zake van "niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht", welke gedraging zou zijn verricht op 12 september 2000 op de Dam te Amsterdam. 3.2. De betrokkene ontkent niet de gedraging te hebben verricht. Hij ontkent wel, dat het verkeerslicht reeds 6 seconden rood uitstraalde toen hij het passeerde, zoals door de verbalisante is aangegeven. Hij ontkent tevens tegen de verbalisante te hebben verklaard: "Auto voor me ging vet op zijn rem. Ben gaan rijden dacht dat het oranje was"., zoals is opgenomen in het zaakoverzicht. 3.3. Gelet op de door de betrokkene overgelegde gegevens omtrent de werking van de verkeerslichteninstallatie op het kruispunt Dam-Rokin-Damrak acht het hof niet aannemelijk, dat het voor de betrokkene geldende verkeerslicht gedurende 6 seconden rood licht uitstraalde toen hij het passeerde, terwijl de verklaring van de betrokkene zoals hij deze zou hebben afgelegd blijkens het zaakoverzicht uitgaat van een zodanig afwijkende situatie bij rijden door rood licht, dat het hof deze zonder nadere verklaring niet aannemelijk acht. Een nadere verklaring hieromtrent wordt niet gegeven in de op verzoek van de advocaat-generaal door de verbalisante gegeven nadere informatie, omdat zij zich het concrete geval niet herinnert. Het hof zal daarom bij de beoordeling van de zaak uitgaan van de situatie als door de betrokkene aangegeven. 3.4. De betrokkene stelt dat hij door rood is gereden omdat hij door overmacht daartoe zou zijn gedrongen. Hij stelt daartoe, dat wanneer een motorrijder geconfronteerd wordt met een oranje en later rood verkeerslicht, terwijl een personenauto te dicht achter hem rijdt en zodoende een gevaar vormt voor de motorrijder wanneer die hard zou remmen, de motorrijder niet anders hoeft te handelen dan hij deed, namelijk doorrijden om gevaar voor eigen lijf af te wenden. Nu dit de situatie is, waarin hij door rood is gereden, is hij van oordeel, dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken. 3.5. De vraag hoe lang het verkeerslicht rood licht uitstraalde kan in dit geval in het midden blijven. Immers, ook op grond van de verklaring van de betrokkene heeft hij de gedraging verricht. 3.6. Het verweer van de betrokkene slaagt niet. Immers, hij had zijn snelheid tijdig zodanig dienen aan te passen, dat op het moment dat voor hem het verkeerslicht rood licht uitstraalde geen abrupte snelheidsvermindering behoefde plaats te vinden om te stoppen. In aanmerking nemende dat de toegestane maximumsnelheid ook op het Rokin, waarlangs hij De Dam naderde, 50 km/h bedraagt en de geelfase van het betreffende verkeerslicht blijkens de door de betrokkene overgelegde stukken 3 seconden duurt, was bij een tijdige aanpassing van de snelheid, - waartoe in de lezing van de betrokkene, dat zich een auto dicht achter hem bevond, alle reden was -, de benodigde vertraging zodanig, dat deze bereikt kon worden zonder abrupt te remmen. 3.7. Het hof zal derhalve de beslissing van de kantonrechter bevestigen. 3.8. Nu de betrokkene in het ongelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter; wijst het verzoek van de betrokkene om de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten af. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Vellinga en Weenink in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.